Ile Seguin

Door aankopen in 1901, 1902, 1904 en 1912 is Charles de Lambert reeds grotendeels eigenaar van het in de Seine te Parijs gelegen eiland Ile Seguin. Met een contract heeft hij op 24 juni 1919 voor negenentwintig jaar en negen maanden zijn bezittingen verhuurd aan Louis Renault tegen betaling van een huur per jaar van 40.000 franc voor elk van de eerste vier jaar, en 45.000 franc voor elk van de volgende jaren.

Situatieschets Ile Seguin
Afb. 5-18

 

Plattegrond van de eigenaren van Ile Seguin in 1919
Afb. 5-19

 

Zijn raadslieden sporen de Lambert aan het eiland te verkopen, maar hij houdt hardnekkig vol. Kan hij er zijn ball-trap (op kleiduiven schieten) niet missen? Uiteindelijk verkoopt hij op 6 juni 1923 83.158 m² aan Louis Renault voor de prijs van 1.300.000 Franse franc. Het eiland komt in januari-februari 1910 en in februari 1911 onder water te staan wat Louis Renault aanspoort er zes meter beton in de hoogte te storten. Sloping zal moeilijk zijn.

Genoemd terrein in Nanterre – stad waar op 21 maart 1923 een brand de werkplaatsen van Charles de Lambert in de as legt en het dak instort - is eigendom van ene mevrouw Heudebert uit Vésinet, die er 100 Franse franc per vierkante meter voor vraagt. De Lambert neemt er met geld van Tissandier optie op, kan de benodigde som voor de aankoop niet vinden, waarna het graaf de Boisgelin is die bemiddelt met het doorverkopen aan Charles de Lambert van zijn optie, op basis van 40 franc per m².

Paul Tissandier heeft geen franc meer om zijn vriend te helpen die hem totaal 210.000 Franse franc als hoofdsom en rente tegen een tarief van 10% (van kracht zijnd banktarief) verschuldigd is, maar de ene na de andere kredietmaatschappij heeft zich onbevoegd verklaard bij gebrek aan borg zoals hypotheken die de bestaande installaties bezwaren. De rente over de bij Tissandier gesloten lening wordt pas in 1927 vereffend. In 1931 bedraagt de vernietigde rente en hoofdsom die Charles de Lambert aan zijn te welwillende compagnon verschuldigd is 239.000 franc.

Ondanks de financiële perikelen construeert Charles de Lambert tot in 1931, dus tot zijn 65e, glijboten. Aldus worden zo’n vijftien steeds snellere, grotere en comfortabeler modellen geboren. Het laatste model dat op stapel wordt gezet en verkocht, is samengesteld uit een romp met weerstandverkleinende openingen en uitgerust met een Renault motor van 450 pk. Met veertig personen aan boord bereikt het 80 km/u.

Het is nog op 18 december 1974 dat mevrouw Tissandier een Frans onderzoeker schrijft: “Ik zal u niet verhalen over de lasten die voortvloeiden uit deze ongelukkige samenwerking”. Enkele rekeningen van Paul Tissandier, met potlood; kladjes van, naarmate de tijd verstrijkt, meer en meer verbeterde brieven die de financiële noden van Tissandier beklemtonen, zijn door zijn weduwe aan de historicus aangeboden. Men oordeelt zelf wat de martelgang van deze man moet zijn, door geldgebrek gedwongen zijn eigen som geld terug te krijgen, maar vol zorg de vriendschap te behouden, de ongeschonden bewondering die hij koestert voor zijn oudere waarvan hij de nood kent. Hun intimiteit is dusdanig dat Charles de Lambert peter is van Anne-Marie Tissandier geboren in 1920.

Paul Tissandier talmt moed te verzamelen zijn schuldenaar lastig te vallen, hij besluit er toch toe met correspondentie gedateerd 4 december 1928; vervolgens een tweede keer op 1 maart 1929, maar veeleer op de toon van smeking dan van bevel: “U zou me een werkelijke dienst bewijzen als u me een kleine betaling zou overmaken over de rente die u me schuldig bent.”

Vanaf dat ogenblik ontstaat onenigheid tussen hen. Ze corresponderen zeker nog waarbij de Lambert, zich van geen kwaad bewust, in meest toegenegen termen schrijft. Vervolgens, langzamerhand, bepalen notarissen en zakenmensen het ogenblik van handelen. Een aspect echter blijkt frappant: Paul Tissandier hetzij door gebrek aan financiële middelen om haar tot het eind vol te houden, hetzij uit uiteindelijk respect voor een mens van waarde, misschien ten laatste omdat hij het nutteloze van deze stap inschat, heeft tegenover Charles de Lambert nooit een rechtsvordering ingesteld.

Pas op 19 februari 1941 (de zestigste verjaardag van Paul Tissandier) wordt Société Anonyme des Hydroglisseurs de Lambert officieel failliet verklaard. Dit nadat de Duitse bezetters de brandkast van de maatschappij bij bank Crédit Industriel de l’Ouest hebben laten openen maar waarin niets interessants wordt ontdekt. Niet wetend waar Charles de Lambert zich bevindt, richten de bankiers zich nogmaals tot Tissandier…om bij hem de bezoldiging van de slotenmaker en de reparatiekosten van de geforceerde brandkast te claimen!

“Ik herinner me,” schrijft mevrouw Tissandier op 9 februari 1941, “dat mijn man me op een dag heeft gezegd een papier van een notaris te hebben ontvangen waarin hem werd aangekondigd dat hij alles had verloren…”.