Hydroplane

In ‘Scientific American’ van 23 februari 1907 is in het artikel ‘Recent Performances Of French Hydroplane Boats een belangrijk probleem beschreven: ‘In the early days of the hydroplane, inventors were handicapped, since they had only the steam engine available for the purpose, and thus a heavy weight had to be lifted, a weight which was out of all proportion to the power which the motor would give’. Charles de Lambert verwisselt een jaar later, dus in 1896, zijn eigen stoommotor (die dus véél te zwaar is in verhouding tot het geleverde vermogen) voor een Gottlieb Daimler benzinemotor.

Bovenaangehaald artikel in ‘l’Aérophile’ van augustus 1935 doet verder verslag van de eerste proeven met een zelfbewegende (lees motorische) glijboot wederom op de Theems met een snelheid van 38 km/u. Op 11 mei 1904 probeert de Lambert, op de kleine arm van de Seine in Puteaux, een nieuwe glijboot uit waarbij hij voor de voortstuwing gebruik maakt van een ‘De Dion-Bouton’ 2-cylinder motorblok van 14 pk dat bij een gewicht van 800 kilogram (inclusief piloot) met 1.000 omwentelingen een snelheid van 32 km/u bereikt. Op de voorpagina  schrijft het blad ‘LA VIE AU GRAND AIR’ op 19 mei 1904 dat “toutes les données nautiques sont bouleversées”, alle nautische gegevens zijn ondersteboven gegooid.

Eveneens bericht het artikel dat Charles de Lambert, zijn ontdekking steeds verder perfectionerend, in 1906 de eerste werkelijke glijboot construeert die, voortbewogen door een luchtschroef en uitgerust met de beroemde 45 paardenkrachten ‘Antoinette’ motor, op het water – fabuleus voor dat tijdperk – de snelheid van 60 km/u haalt.

De streken van de haven van Monaco zijn het theater van de belangrijkste internationale meeting in de watersportcompetitie met zeer snelle motorboten in de periode van 1904 tot 1914. Deze testbank, uniek in zijn soort, verwelkomt zowel motorboten als ‘glijders’ en zelfs de eerste watervliegtuigen. Het team van graaf de Lambert, sterk met verscheidene eenheden, veroorzaakt er in 1907 sensatie met zijn glijboten met luchtpropeller die hijzelf bestuurt tijdens de wedstrijd. Charles de Lambert wint er de Coupe uitgeloofd door de krant l’Auto.

De Lambert heeft ook interesse in luchtscheepvaart en, als tussendoortje lijkt het, heeft hij in deze periode namelijk op 28 oktober 1908 in Le Mans zijn eerste vliegles. Zie Hoofdstuk 6 ASPECTEN BIJ DE LUCHTVAART TOT EN MET 1908.

Met een glijboot genaamd ‘Flyer’ uitgerust met een Gnôme motor van 160 pk bestuurd door Paul Tissandier wordt, op 26 juli 1913 in Triel-sur-Seine – waar Charles de Lambert en Paul Tissandier dicht bij de pijler van de oude tolbrug op de linker oever een kleine Bessoneau hangar hebben om hun boten uit te testen en prototypes van watervliegtuigen te construeren – de snelheid van 90 km/u over een kilometer bereikt. ’Automobile Club de France Commission du Yachting Automobile’ kan het record evenwel niet homologeren omdat het geen publieke test betreft. In een artikel van de hand van P. James, Ingénieur civil des Mines in ‘l’Aérophile’ van 1 september 1913 wordt lovend over de glijboot geschreven waarbij een ingenieus detail wordt aangehaald: ‘elke drijver is gevuld met zakken kapok. Met weet dat kapok de eigenschap heeft op de oppervlakte van het water een belasting gelijk aan ongeveer 30 maal van zijn eigen gewicht te kunnen houden’. Rekening houden met de verhouding gewicht boot/kapok ‘kan het vaartuig alle drijvers gescheurd hebben zonder te zinken’. Het blad schrijft ook over talrijke Franse en buitenlandse koloniale persoonlijkheden die ‘hun bewondering niet hebben verborgen’.

Op hun glijboot op de Seine in Triel-sur-Seine (Yvelines) onderzoekt Paul Tissandier,
in gezelschap van Charles de Lambert, de motor-propeller groep
1913
Afb. 5-2

Glijboot manoeuvrerend op de Seine in Triel-sur-Seine
1913
Afb. 5-3